Internationale vrouwendag | maart 1923
Ook 100 jaar geleden werd, blijkens bijgaand krantenbericht, de Internationale Vrouwendag gevierd. Dat was toen 15 jaar na een massale staking op 8 maart 1908 in New York van vrouwen die werkzaam waren in de textielindustrie in New York. Een paar jaar later was het Clara Zetkin, een Duitse socialiste/communiste, die deze dag uitriep tot Internationale Vrouwendag. Daarna was er ook in Nederland wel aandacht voor dit initiatief, maar vanwege het socialistische dan wel communistische aureool dat aan deze dag kleefde, bleef het lang een dag die slechts door een kleine groep gevierd werd. Pas in 1978 nam de Verenigde Naties dit initiatief over. In Nederland hadden rond 1970 actiegroepen als Dolle Mina en Bonte Was al voor meer aandacht voor de Internationale Vrouwendag gezorgd.
Maar al in 1923 vond ook in Voorburg een vergadering plaats voor de viering van deze dag. Daar werd het socialistische karakter van deze dag duidelijk niet onder stoelen of banken gestoken. Met leuzen als ‘Tegen de reactie’, ‘Tegen de oorlog’, en ‘Voor het socialisme’ liet men geen onduidelijkheid bestaan waar de organisatoren voor stonden. Het internationale karakter valt ook af te leiden uit het protest tegen de Roerbezetting (Frankrijk en België hadden in 1923 het Roergebied bezet om de in het verdrag van Versailles afgesproken herstelbetalingen alsnog te kunnen incasseren).
Vreugd en Rust | februari 1923
Al vele jaren vormt het park Vreugd en Rust een van de groene longen van Voorburg. Voor wandelaars (en hondenbezitters) is dit park een prachtige plek om te vertoeven. De Historische Vereniging Voorburg heeft een paar jaar terug een prachtig boek daarover uitgebracht: zie Historisch Voorburg jaargang 26 2020 nummer 1, ‘Vreugd en Rust, Gastvrije buitenplaats met een park van Zocher’.
Zeker nu het park weer opgeknapt wordt en in oude staat wordt hersteld, met dank aan de betrokkenheid van Mooi Voorburg, is dit park een bezoek zeker waard.
In dat park ligt het huis Vreugd en Rust, vroeger een woonhuis, sinds 1917 een theeschenkerij en restaurant. Blijkbaar liepen de zaken aanvankelijk minder goed, gelet op de veiling van het restaurant en haar inboedel in februari 1923. Vanaf 1938 was er een Montessorischool in het gebouw gevestigd, en vanaf 1989 heeft het gebouw weer een restaurantbestemming gekregen.
Staking typografen Voorburg | januari 1923
Als het gaat om stakingen, is de eerste gedachte dat het wel om sociale onrust in de Rotterdamse haven of bij bedrijven in de grote steden zal gaan. Recentelijk worden ook publieke diensten met stakingen geconfronteerd. Maar Voorburg wordt bij mijn weten in dit verband eigenlijk zelden of nooit genoemd. Er zijn hier geen grote bedrijven, en de Voorburgers zelf lijken ook minder opstandig.
Onderstaand bericht bevestigt dat beeld. Blijkbaar waren de werknemers van drukkerij Ruis eerst wel in staking gegaan, maar gingen zij snel akkoord met de nieuwe afspraken tussen werkgevers en werknemers. De vakbond van typografen, de A.N.T.B., ging vooralsnog niet akkoord, en raadde haar leden af deze afspraken te accepteren. Maar blijkbaar gingen de Voorburgse werknemers wel akkoord, evenals hun collega’s in Den Haag. Overigens was de ANTB de oudste Nederlandse vakbond, opgericht in 1866.
Apart bezoek in Voorburg | publicatie oktober 1922
Soms moet je een beetje smokkelen. Normaal gesproken wordt in deze rubriek gewag gemaakt van een gebeurtenis uit dezelfde maand van 100 jaar geleden. In dit geval gaat het echter over een gebeurtenis in september 1872, maar waarover gepubliceerd werd in oktober 1922. De publikatie datum is het excuuus om het hier toch op te nemen.
In dat artikel, van de hand van C. van der Pol, wordt beschreven hoe Karl Marx, samen met Friedrich Engels en Paul Lafargue, deelnam aan het vijfde congres van de Eerste Internationale in Den Haag. De genoemde heren hadden toen al een duidelijke reputatie: ze waren geliefd in socialistische kringen, maar gevreesd of zelfs gehaat bij het grootkapitaal en de gegoede burgerij. Na afloop van die conferentie brachten de heren per jaagschuit ook een kort bezoek aan Voorburg. Onbekend is wat ze hier bezocht hebben, daarover vertelt het artikel verder niets. Het is overigens erg onwaarschijnlijk dat deze heren bij die gelegenheid een beleefdheidsbezoekje hebben afgelegd bij Prinses Marianne - in die tijd de bekendste inwoonster van Voorburg. In de 19e eeuw was standsverschil bepalend voor wie met wie kon omgaan, en zelfs de weinig conventionele Prinses Marianne zal niet zo maar deze drie heren voor een kopje thee hebben uitgenodigd.
Karl Marx was overigens redelijk vertrouwd met Nederland, en er ook geregeld op bezoek geweest. Dat kwam door zijn relatie met de familie Philips - bekend van ‘de gloeilampenfabriek in het Zuiden des lands’. Lion Philips, uit Zaltbommel, was de grootvader van Gerard en Anton Philips, de oprichters van Philips fabriek. Lion Philips was getrouwd met Sophie Presburg. Haar zuster Henriëtte Presburg was getrouwd met de Duitse advocaat Heinrich Marx, en Karl Marx was hun zoon. Karl Marx was dus een oomzegger van Lion Philips. Lion Philips en zijn neef Karl Marx konden goed met elkaar opschieten. Karl Marx kwam geregeld op bezoek in Zaltbommel, en er was ook een regelmatige correspondentie. Lion steunde zijn neef Karl ook financieel; dat was hard nodig want Karl zat voortdurend op zwart zaad. Daarbij was de slechte verstandhouding Karl Marx met zijn moeder, de schoonzuster van Lion Philips, ook niet behulpzaam. In het krantenartikel wordt duidelijk dat in 1872 de relatie van Karl Marx met de familie Philips, althans met een neef van hem, (waarvan een zoon het nog ver zou brengen bij de ‘Koninklijke’ Shell), minder aangenaam was geworden. De schrijver van het artikel laat overigens ook duidelijk merken dat hij geen fan was van deze Philips, en evenmin van ‘het klerkje Deterding’ en de ‘Koninklijke’ Shell.
Geloofsvragen zijn van alle tijden | Voorburg september 1922
Van oudsher wordt in de protestantse kerk op het scherpst van de snede gedebatteerd. Niet voor niets staan in sommige plaatsen tal van verschillende protestantse kerken, waarbij het voor een buitenstaander vaak niet eenvoudig is om aan te geven wat nu precies het verschil is.
Op 27 september 1922 overleed Pieter Johannes Muller in Voorburg. Professor Muller was in 1854 in Den Haag geboren, en had van 1872 tot 1877 theologie gestudeerd aan de Universiteit Groningen. Zijn proefschrift handelde over “De Godsleer van Calvijn uit religieus oogpunt beschouwd en gewaardeerd”. Achtereenvolgens was hij predikant in Steenwijkerwold, Wolsum, Nijmegen, Rotterdam, Amsterdam, Haarlem, en Pretoria. Deels ging het om promoties, maar er waren ook soms harde confrontaties. Dat gold vooral zijn benoeming tot hoogleraar aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam. Zijn leeropdracht was dogmatiek, de geschiedenis van de Nederlands Hervormde Kerk en haar leerstellingen en zendingsgeschiedenis. Een brede leeropdracht, die hij aanvaarde met een oratie met als titel “Denken en dichten – een woord over leerstellige godgeleerdheid”.
In 1886 voltrok zich een ingrijpende afscheiding binnen de protestantse kerk, de Doleantie. Daarbij verlieten ruim 180.000 ‘dolerenden’ (klagenden) de Nederlands Hervormde Kerk. De dolerenden verzetten zich tegen het vrijzinnige klimaat in de Hervormde Kerk. Zij waren orthodox, en wilden een strakkere binding aan de belijdenis. Abraham Kuyper was daarin de leidende figuur. Hij stichtte onder andere in 1880 de Vrije Universiteit. Afgezien van verschillen in theologische standpunten ging het ook om aardsere vragen als het bezit van de kerkgebouwen. De Hervormden hadden daarbij vaak de overhand gehad. Als reactie daarop slaagden de dolerenden erin, samen met ‘Roomschen en radikalen’ erin om de gemeenteraad van Amsterdam te overtuigen dat zij niet langer de kosten van de hoogleraar van de Nederlands Hervormde Kerk voor hun rekening namen. Dat betekende het einde van het hoogleraarschap. Wel behield hij zijn hoogleraarstitel en kreeg hij levenslang wachtgeld.
Professor Muller had een brede belangstelling, een goed talenkennis, veel aandacht voor filosofie, en hij was een uitmuntend spreker. Hij gaf tal van lezingen, en hij was bestuurlijk zeer actief, van het Nederlandse Zendeling Genootschap tot de Vereniging ter bevordering van de Zondagsrust. Maar dat hij zijn hoogleraarsplaats in Amsterdam verloor en nergens anders een benoeming tot hoogleraar mocht ontvangen, zal hem zeker gehinderd hebben. Zijn vertrek naar Pretoria kan gezien worden als een poging om een nieuw leven te beginnen. Hij miste daar echter de gesprekken over filosofie en theologie, en daarom besloot hij terug te keren naar Nederland.
Sensatiepers actief | Voorburg in augustus 1922
Je hoort vaak dat het ook in de media van kwaad tot erger gaat, met veel aandacht voor ongelukken, die tot op het bot uitgeplozen worden, en waar ook de persoonlijke noot niet mag ontbreken. Wat ging er door u heen, toen u dat ongeluk zag gebeuren, dat soort vragen mogen blijkbaar in een ‘gedegen’ artikel niet ontbreken. En dan kun je soms ook lezen dat het vroeger toch beter was.
Bijgaand artikel laat zien dat men ook in augustus 1922 op deze manier goed kon uitpakken. Het artikel leest bijna als een filmscript. Als het paard van de melkboer op hol slaat, bevindt zich alleen een kleuter van 7 op de bok. Die valt er al snel af. Het paard draaft ferm door, eerst op de Schenkweg, die liep langs het spoor en langs het station Staatsspoor, daarna op de Bezuidenhoutseweg. Twee groentenwagens werden omver gereden, maar het paard ging onverdroten door. Het trok blijkbaar zo hard dat de lemoen, het tuig waarmee het paard aan de wagen vastzat, losraakte en het paard zonder wagen doorrende. Een fietser werd ondersteboven gereden, maar nog altijd zat de vaart er goed in. Wanhopig probeerden omstanders, maar ook een melkverkoper met een kar het paard tegen te houden, maar dat mislukte. Eerst een tweetal kolenrijders lukte het, met hun vossen, het paard in te halen en tot staan te brengen. Daarna kon het paard weer naar de eigenaar teruggebracht worden.
De melkboer was de heer Kok uit Voorburg. Zijn zaak was in de de Johan van Hoornstraat in Bezuidenhout. Hij zal vast rustiger dagen beleefd hebben dan deze woensdag 16 augustus om kwart over negen ‘s ochtends.
Echte industrie in Voorburg | Voorburg in juli 1922
Je kunt veel van Voorburg zeggen, maar niet dat het een plaats was/is met veel industrie. Één van de weinige uitzonderingen was de ENKES, de Eerste Nederlandse Kogellagers En Schroevenfabriek. En die fabriek stond eigenlijk niet eens in Voorburg, maar in Leidschendam, net over de Kerkbrug aan de Westvlietweg.
De ENKES was in 1912 opgericht. Zij leverde onderdelen aan Van Berkel’s Patent, een onderneming die vleessnijmachines en weegschalen. Deze onderneming zat in Rotterdam. Dat verklaart ook de aanwezigheid van P.J. van Ommeren, een bekende naam in de Rotterdamse haven, als commissaris bij de ENKES. Maar vanwege de Eerste Wereldoorlog, waarin Nederland min of meer afgesneden raakte van Engelse en Duitse leveranciers, paste de ENKES haar productenpakket aan. Zo fabriceerde men nu auto-onderdelen en allerlei gereedschapswerktuigen, zoals draaibanken. Vanaf 1918 nam de diversificatie verder toe, met wisselend succes. Dat de ENKES in 1921 een verlies draaide, zal naar alle waarschijnlijkheid terug te voeren zijn op het moeizame herstel van de internationale handel, zeker met Duitsland. De geallieerden hadden in Versailles afgesproken om de economische macht van Duitsland te breken, met handelsbeperkingen, ontmanteling van bedrijven en met forse lasten die Duitsland aan de geallieerden moest betalen. Daarenboven zorgde de toen snel oplopende inflatie in Duitsland voor nog meer onzekerheid. Maar blijkbaar verwachtte de ENKES dat in 1922 de ergste zorgen achter de rug waren.
De ENKES heeft tot 1975 bestaan, met gunstige jaren, aan het eind van de jaren ’20, vanaf 1937 toen Nederland zich ging herbewapenen, en in de jaren ’60. Maar de economische crisis van de jaren ’30 raakte het bedrijf hard. In 1944 ontmantelde de Duitsers het bedrijf en werden veel machines naar Duitsland afgevoerd. Het bedrijf telde eind jaren ’50 meer dan 300 arbeidsplaatsen. Maar in 1975 moest het bedrijf sluiten, met 200 mensen die toen hun baan kwijt raakten.
Vergadering kiesvereniging | Voorburg Juni 1922
In juni 1922 hield de afdeling Voorburg van de Vrijheidsbond, in de Tweede Kamer bekend als de Liberale Staatspartij, een openbare vergadering. De Vrijheidsbond was in 1921 ontstaan, voortgekomen uit een fusie van een aantal liberale partijen, de Liberale Unie (opgericht in 1885, gematigd progressief), de Bond van Vrije Liberalen (opgericht in 1906, sterk geporteerd voor economisch liberalisme) en enkele kleine liberale partijen. Zij kwam in 1921 in de Tweede Kamer, in 1922 ook in de Eerste Kamer.
Deze bijeenkomst in Voorburg was duidelijke gericht op de aanstaande Eerste Kamerverkiezingen, die plaatsvonden op 22 juni 1922. Die, tussentijdse, verkiezingen waren nodig vanwege de Grondwetsherziening van 1919, waarbij vrouwen actief kiesrecht kregen en waarbij de leden van de Eerste Kamer niet meer volgens het provinciale districtenstelsel werden verkozen. De partijen die samengingen in de Vrijheidsbond hadden een aanzienlijke afvaardiging in de Eerste Kamer, 11 zetels op een totaal van 50. De Vrijheidsbond probeerde met openbare vergaderingen voldoende kiezers enthousiast te maken voor haar standpunten. Vandaar de aandacht voor het Parlement en hoe vrouwen, de nieuwe kiezers, zo goed mogelijk te bereiken. Helaas was het resultaat voor de Vrijheidsbond bedroevend. De verkiezingen leverde de partij slechts één zetel op.
Wellicht had dit slechte resultaat te maken met het ambigue partijprogramma. Waar men in economisch opzicht vooral conservatief was, daar was men op immateriële punten vaak veel progressiever, bijvoorbeeld bij de huwelijkswetgeving en de rechten van de vrouw. De Vrijheidsbond werd als een deftige, burgerlijke partij beschouwd. Een vooraanstaand lid was Benjamin Telders, die zich in de Tweede Wereldoorlog principieel verzette tegen Duitse maatregelen, het opnam voor Cleveringa na diens toespraak, en uiteindelijk in concentratiekamp Bergen-Belsen overleed.