Naam | Geboorteplaats | Geboortedatum | Overleden | Datum overlijden | Leeftijd | |||||
Benedictus Bak | Den Haag | 4-5-1909 | Auschwitz | 30-6-1944 | 35 | |||||
Debora Bak-Lehrer | Mochnate | 15-11-1913 | Auschwitz | 28-1-1944 | 30 | |||||
Joël Bak | Westerbork | 11-12-1943 | Auschwitz | 28-1-1944 | 0 | |||||
Joseph Bak | Den Haag | 1-4-1911 | Auschwitz | 31-3-1944 | 32 |
Benedictus Bak was een zoon van Joël Bak en Kaatje Bak-Gobes die in de Wagenstraat 165 te Den Haag een winkel in belegde broodjes hadden. Er was ook nog een winkel in Scheveningen. Joël en Kaatje Bak-Gobes woonden in bij hun broodjeszaak in Den Haag. Vader Joël is in augustus 1942 in Amsterdam overleden. Het echtpaar had drie kinderen, Benedictus, Joseph en Betsy.
Benedictus (bekend als Ben) en Joseph (Joop) werkten in de broodjeszaken, bekend om hun kroketten. Eind april/begin mei 1942 werd Ben door de burgemeester van Leidschendam, H.A.C. Banning, belast met het uitreiken van de gele Jodenster aan alle Joodse Leidschendammers. Er woonden destijds in totaal 26 Joodse burgers in Leidschendam, inclusief Stompwijk, dat in 1938 bij Leidschendam was gevoegd.
Van moeder Kaatje Bak, haar zoon Joop en schoondochter Debora is bekend dat de burgemeester van Leidschendam op 17 december 1942 verzocht om opsporing, aanhouding en voorgeleiding van deze personen. Zij hadden zonder de vereiste vergunning hun woonplaats Leidschendam verlaten. Met deze omschrijving werden Joden aangeduid die waren ondergedoken.
Eind 1942 doken Ben, zijn vrouw Debora en zijn broer Joop onder. Het vertrek uit Leidschendam moet erg haastig zijn gebeurd. Volgens het boek Over, door en om de Leytsche Dam, 1988, p.343 stond het eten op de gedekte tafel nog voor een deel onaangeroerd toen de buren het vertrek ontdekten. De onderduikers werden opgenomen in het gezin Ubels aan de Vlielandseweg 47 in Pijnacker en kregen twee kamers op de eerste verdieping. Het leven ging door en Debora raakte zwanger.
Ben en Debora hadden al een kind, Zilli (1937 – 1950), dat tijdens de oorlog in Limburg in de onderduik zat en de oorlog overleefde, maar in 1950 in Amsterdam met haar fiets onder de tram kwam en overleed.
In de herfst van 1943 werd de familie Bak verraden en op hun onderduikadres gearresteerd. Ook de onderduikgevers werden meegenomen. Via Huize Windekind aan de Nieuwe Parklaan in Scheveningen, waar de deportatie van Joden werd gecoördineerd, kwamen ze op 6 oktober 1942 in de strafgevangenis van Scheveningen (Oranjehotel) terecht. Het echtpaar Ubels kwam na enkele dagen weer vrij, maar Ben, Debora en Joop Bak werden op 9 oktober 1942 overgebracht naar Westerbork. Ben verdween naar strafbarak 67, Debora naar quarantainebarak 82. Joop werd na tien dagen doorgestuurd naar Auschwitz.
In Westerbork beviel Debora van hun tweede kind: Joël. Buren van de onderduikfamilie Ubels in Pijnacker zamelden kleertjes in voor de baby en stuurden het pakket naar Westerbork.
Ben, Debora en baby Joël werden op 25 januari 1944 vanuit Westerbork op de trein gezet naar Auschwitz. Debora en Joël, nauwelijk anderhalve maand oud, werden direct na aankomst vergast.
Ben werd na aankomst in Auschwitz doorgestuurd naar werkkamp Günthersgrube, een steenkolenmijn. Hij werd ziek en is samen met elf andere mannen afgevoerd naar Birkenau, waar de groep nog enige tijd in de ziekenbarakken verbleef. Na vijf maanden is Ben overleden.
Joop Bak was al drie maanden eerder in Auschwitz omgekomen. Het feit dat de aangegeven overlijdensdata van Ben en van Joop vallen op de laatste dag van een maand of kwartaal maakt het waarschijnlijk dat hun werkelijke sterfdatum niet achterhaald kan worden. Er mag wel worden aangenomen dat beide broers op de genoemde data niet meer in leven waren.
De echtgenote van Joop Bak, Mietje van der Reis, heeft de oorlog overleefd. Het echtpaar had twee kinderen, Kitty en Herman. Beide kinderen hebben de oorlog overleefd, zijn geëmigreerd, getrouwd en hebben kinderen en kleinkinderen gekregen.
Kaatje Bak-Gobes verbleef sinds september 1942 in de Joodse psychiatrische inrichting ‘Het Apeldoornsche Bosch’ in Apeldoorn. Daar was eerder al haar dochter Betsy opgenomen. Moeder en dochter zijn samen met 1250 andere patiënten en personeelsleden in januari 1943 met goederenwagons weggevoerd vanuit hun veilig gewaande oord en rechtstreeks naar Auschwitz gebracht. Al deze gedeporteerden zijn op 25 januari 1943 vergast.