Familie Bornsztajn, Van de Wateringelaan 231

Familie Bornsztajn, Van de Wateringelaan 231

Naam   Geboorteplaats   Geboortedatum   Overleden   Datum overlijden   Leeftijd
Chajm Bornsztajn Dzialoszyn 21-05-1882 Auschwitz   29-10-1942   60
Seiwe Bornsztajn-Kaminski Lodz (Polen) 15-06-1886 Auschwitz   29-10-1942   56
Lipman Willy Borenstein  Rotterdam 27-6-1913 Auschwitz   30-9-1942   29
Max Borenstein Rotterdam 17-2-1915 Polen   31-3-1944   29

Chajm en Seiwe Bornsztain zijn in 1909 vanuit Polen gevlucht voor de Jodenvervolging in Oost-Europa. In dat jaar heeft het echtpaar zich in Rotterdam gevestigd. Hier zijn hun drie kinderen geboren: Martha (1910), Lipman Willy (1913) en Max (1915). Chajm Bornsztajn was kleermaker. In februari 1929 is het gezin genaturaliseerd. 

Ook een jongere broer van Chajm, Peretz (1887-1943), werd kleermaker in Rotterdam. Hij trouwde met de Rotterdamse Pesse Lerner. Hun twee kinderen werden eerst ingeschreven onder de vernederlandste achternaam Bornstein, maar de rechtbank bepaalde dat de originele spelling moest worden aangehouden. De kinderen van Chajm en Seiwe Bornsztajn konden kennelijk wel de vernederlandste naam Borenstein krijgen. In de advertentie ter gelegenheid van het feest voor de kerkelijke meerderjarigheid (bar mitswa) van hun oudste zoon Lipman Willy noemden zij zich overigens Bornstein.  

Als beroep van beide zoons wordt fabrikant vermeld. Behalve deze zoons hadden Chajm en Seiwe nog een oudere dochter, Martha (1910-1942). Zij was getrouwd met marktkoopman Mozes Barend Fresco (1903-1943) en woonde in Den Haag, Gedempte Gracht 265. Ook zij ontsnapten niet aan het lot van de nazi’s. Beiden zijn omgebracht in Auschwitz, 32 jaar en 39 jaar oud.

De oudste zoon, Willy genoemd, was één van de eerste Voorburgers die als slachtoffer van de Holocaust in Westerbork zijn aangekomen: 15 augustus 1942. Twee dagen later is hij op transport gesteld naar Auschwitz.  Samen met 17 andere Joden uit Voorburg werd hij zes weken later, op 30 september 1942, omgebracht.
Enkele weken na de moord op hun oudste zoon arriveerden vader Chajm en moeder Seiwe in Westerbork, waarna ook zij na twee dagen op de trein naar Auschwitz zijn gezet en bij aankomst aldaar direct zijn vergast.
De jongste zoon Max is op 28 oktober 1943, een jaar na de dood van zijn ouders,  in Westerbork aangekomen.  Volgens de registratiekaart van de Joodse Raad had hij zich toen waarschijnlijk al ruim een jaar schuilgehouden in het militair hospitaal, gelegen op de hoek van de Muzenstraat en de Fluwelen Burgwal in Den Haag. Zijn vader noemt dit adres o.a. als het correspondentieadres tussen hem en zijn zoon Max.  Waarschijnlijk zat Max hier ondergedoken en is hij als Jood ontdekt en opgepakt. Bij aankomst in Westerbork is hij gevangen gezet in barak 67, de strafbarak waar opgepakte onderduikers doorgaans werden opgesloten. 
Na twee weken is Max op 16 november 1943 met het laatste treintransport van het jaar 1943 vanuit Westerbork naar het oosten gedeporteerd. Als plaats en datum van overlijden wordt Polen, 31 maart 1944 aangehouden. Waarschijnlijk is hij in een van de wintermaanden ’43/’44 in de buurt van Auschwitz bezweken als gevolg van dwangarbeid.
 

Bar Mitswa Willy Borenstein 5 juni 1926

Bron: Joodserfgoedrotterdam.nl
Bron: Joodserfgoedrotterdam.nl

Notariële oproep aan nabestaanden van Seiwe Bornstein-Kaminski en haar zwager Peretz Bornstein in verband met de afwikkeling van hun nalatenschap, méér dan 12 jaar na hun overlijden.

Bron: Nieuw Israelietisch Weekblad 05-08-1955
Bron: Nieuw Israelietisch Weekblad 05-08-1955