Naam | Geboorteplaats | Geboortedatum | Overleden | Datum overlijden | Leeftijd | |||||
Mozes Richard Hakker | Rotterdam | 31-1-1894 | Sobibor | 9-3-1943 | 49 | |||||
Philip Max Hakker | Rotterdam | 30-9-1920 | Sobibor | 9-3-1943 | 22 |
Mozes Richard (Max) Hakker werd in Rotterdam geboren als een van de twee zonen van Philip Hakker. Philip Hakker, ‘zich noemende en schrijvende Hakkert’, had in Rotterdam een winkel in alles wat met muziek te maken had: bladmuziek, muziekinstrumenten, speeldozen, harmonica’s en grammofoons. Hij opende ook een werkplaats voor de reparatie van muziekinstrumenten, vooral blaas- en slaginstrumenten.
Max trouwde in 1916 met Flora Sanders, pianolerares.
Zij kregen een dochter, Ans, en een zoon, Philip (Flip) Hakkert.
Na het overlijden van vader Philip zette zoon Max (toen 31 jaar) de zaak voort onder de naam firma Ph. Hakkert Jr. De andere zoon, Jaap, verwierf vanaf 1910 grote vermaardheid als viool- en cellobouwer.
In de vooroorlogse cabaret- en jazz-scene in Rotterdam speelde Max een belangrijke rol door zijn contacten met prominente musici zoals Louis Davids en Lou Bandy maar ook buitenlanders zoals Coleman Hawkins en Louis Armstrong. Bladmuziek zowel als grammofoonplaten van veel bekende liederen van onder meer Louis Davids werden door Hakkert uitgegeven. Tot de oorlog uitbrak ging het ieder die bij de zaak betrokken was voor de wind. Inmiddels was ook Flip, de bijna 20-jarige zoon van Max, na een opleiding in het buitenland, in de zaak opgenomen.
Er is een journaal bewaard gebleven van 9 mei 1940 tot zomer 1942, geschreven door Max Hakkert. Hieruit blijkt dat het gezin nog op de ochtend van 14 mei 1940, enkele uren vóór het bombardement op Rotterdam, de mogelijkheid heeft besproken om naar Engeland te vluchten.
Tijdens het bombardement zit de familie in een schuilkelder, dicht bij de zaak en dicht bij hun huis. Bij het verlaten van hun schuilplek zien ze de troosteloze aanblik van een brandende stad, ingestorte huizen, verbrokkelde muren, straten bezaaid met puin en glas. Alles in één klap vernietigd, ook hun eigen woning en winkel.
Het gezin maakt een nieuwe start vanuit het pand waarin de snarenfabriek van broer Jaap was gevestigd.
Na het verwoestende bombardement van mei 1940 zijn er nog veel luchtaanvallen op Rotterdam. In februari 1941 wordt het Sint Franciscusgasthuis, destijds op de Schiekade, zwaar getroffen. De snarenfabriek met muziekwinkel die ook in die buurt staat blijft ternauwernood gespaard. De grond wordt echter te heet onder de voeten en de familie Hakkert besluit om een woonplek buiten Rotterdam te zoeken.
Via een vriend kunnen ze begin 1941 een verdieping huren boven kapsalon Jenny, Oosteinde 301 in Voorburg. Maar de maatregelen tegen de Joden worden steeds scherper: hun bewegingsvrijheid wordt sterk beperkt, bezittingen worden geconfisqueerd. De bezetter stelt een ‘Verwalter’ (bewindvoerder) aan in de zaak. Max mag vanaf 1 april 1942 niet meer in de zaak komen.
Hij wijdt zich dan vanuit zijn nieuwe woonplaats Voorburg aan tekenen, schilderen, en muziek maken. Hij had vroeger een opleiding gevolgd aan de kunstacademie.
In de zomer van 1942 besluit de familie Hakkert de vlucht te nemen naar Zwitserland.
Met hulp van een passeur zijn zij tot in Frankrijk gekomen. In de Franse stad Nancy worden zij echter verraden en opgepakt. De mannen, vader Max en zoon Flip, plus de verloofde van Ans, worden gescheiden van de vrouwen, moeder Flora en dochter Ans.
Eind november 1942 komen de mannen terecht in een werkkamp in de Franse plaats Châteauneuf-les-Bains, ten noorden van Clermont-Ferrand. Hier krijgen ze overigens goed te eten, onder meer hutspot, bereid door een Hollandse kok. Ze slapen er op een hooizolder.
Uit een briefkaart blijkt dat zij dan al in een interneringskamp voor Spaanse, Joodse en zigeunervluchtelingen zijn geweest aan de voet van de Pyreneeën nabij Perpignan.
Moeder Flora en dochter Ans bevinden zich in deze periode ook in Châteauneuf-les-Bains. Uit de correspondentie blijkt dat zij erg weinig te eten hebben. Max schrijft dat hij – met of zonder toestemming van de kampcommandant – kamers wil huren buiten het werkkamp. Daar zouden ze dan met het hele gezin kunnen wonen. Waarschijnlijk is dit meer een wensdroom dan een reële optie.
Op 28 februari 1943 stuurt Max een briefkaart vanuit Pau, op weg naar het interneringskamp Gurs. Gurs ligt ook aan de voet van de Pyreneeën, bij Pau. Het kamp diende in 1943 als doorvoerkamp voor de vernietigingskampen in Oost-Europa.
De mannen gaan er van uit dat ze naar een werkkamp zijn gebracht, maar na drie dagen vertrekken ze al weer per trein naar het noorden, met bestemming Drancy.
Drancy is het laatste doorgangskamp voor het eindstation, via Chelm naar Sobibór.
Na aankomst in Sobibór op 9 maart 1943 worden Max en zijn zoon Flip direct vermoord.
Moeder Flora en dochter Ans zijn er in geslaagd Zwitserland binnen te komen.
Flora heeft na terugkeer in Nederland de muziekzaak van haar man voortgezet. Dat was niet gemakkelijk. Veel Nederlanders hielden aan de oorlog een ambivalente houding over jegens personen die teruggekomen waren. In kringen van Joodse burgers die erin waren geslaagd terug te komen werd wel gezegd: ‘Men vond het niet erg dat we weggingen, maar wel dat we terugkwamen’. Desondanks is Flora erin geslaagd om samen met haar neef David Sanders het bedrijf in de jaren zeventig tot grote bloei te brengen.
Uiteindelijk is Muziek Hakkert, zoals het bedrijf inmiddels heette, in 2007 opgehouden te bestaan.
Een uitgebreider verhaal over Max en Flip Hakkert is te lezen in https://www.historischeverenigingvoorburg.nl/images/Artikelen%20documenten/HV21-1%2070%20jaar%20vrede%20en%20vrijheid.pdf p. 85–92.