Naam | Geboorteplaats | Geboortedatum | Overleden | Datum overlijden | Leeftijd | |||||
Maria Cohen | Den Haag | 06-07-1887 | Auschwitz | 26-8-1942 | 56 |
Maria Cohen werd in de wandeling Marietje genoemd. Zij was de enige Joodse inwoner van het katholieke Stompwijk. Vanaf 1934 was zij de 'inwonende huishoudster' van Albertus Beijersbergen, eierboer, slager, voddenman en opkoper.
Haar leven is beschreven in een artikel van Quirinus van der Meer, gepubliceerd in https://www.erfgoedleidschendam.nl/publicaties/twee-haagse-mensen-in-stompwijk. (In dit artikel wordt als overlijdensdatum 26 augustus 1943 genoemd; dit moet zijn: 1942)
Marietje Cohen was de oudste van 12 kinderen van kleermaker Mozes Cohen (1859-1926) en Grietje Cosman (1862-1933). Het gezin woonde in de Haagse Jodenbuurt (nu: Haagse Chinatown). Marietje woonde er tot 1913, toen ze, 26 jaar oud, met de Holland-Amerika Lijn naar de industriestad Springfield (Massachusetts) in Amerika emigreerde.
Na twintig jaar komt zij weer naar Den Haag, in 1933. Ze is inmiddels 46 jaar. Twee maanden na terugkomst overlijdt haar moeder. Vader was een aantal jaren geleden al overleden. Misschien is zij uit Amerika teruggekomen vanwege het nadere einde van het leven van haar moeder.
In Den Haag leert Marietje de 45-jarige Albertus Beijersbergen uit Stompwijk kennen. Albertus was ruim tien jaar eerder, in 1923, getrouwd, maar dit huwelijk hield slechts drie jaar stand. In die periode is één dochter geboren, in 1925. Van een erfenisje had Albertus het huisje van Marietje’s overleden moeder in Den Haag gekocht en daar kwam hij wekelijks de huur ophalen. Marietje woonde in dat Haagse huisje en zo leerden ze elkaar kennen.
In 1934 trekt Marietje in bij Albertus, Stompwijkseweg 39, in een klein daglonershuisje, rechts van Boerderij Scheria, aan de Stompwijksevaart in Stompwijk. Na een bestaan in slachthuizen had Albertus in Stompwijk een handeltje in ongeregeld goed opgebouwd, van schoenen en schaatsen tot oude kinderwagens. Als hij voor zijn handel de boerderijen in de omgeving langs ging, ging Marietje mee in de bakfiets.
In de zomer 1942 begon de systematische deportatie van de Joodse gemeenschap. Marietje Cohen wachtte de oproep om zich te melden niet af, maar meldde zich spontaan voor de voorgespiegelde ‘arbeidsverruiming’, dat wil zeggen: voor de trein naar het doorgangskamp Westerbork. Haar registratiekaart in Westerbork meldt: ‘Ohne Aufruf’, zonder voorafgaande oproep.
Volgens een vroegere buurvrouw wilde Albertus niet dat Marietje het hele stuk van Stompwijk naar Leidschendam zou lopen. Daarom heeft hij haar naar de politie van Leidschendam gereden, in zijn bakfiets.
In het bevolkingsregister staat op Maria’s persoonskaart: ‘V.O.W.’ Dat betekent: ‘Vertrokken Onbekend Waarheen’. Het ‘V.O.W’ paste precies bij de Duitse bedoeling dat alle Joodse mensen zo geruisloos mogelijk zouden verdwijnen; spoorloos en voorgoed.
Maria Cohen werd op 26 augustus 1942 in Auschwitz vermoord, enkele dagen na haar vertrek uit Stompwijk. Zij is 55 jaar geworden.
Één broer is in 1920 geëmigreerd naar Amerika, Van de andere broers en zussen zijn er nog vier door de nazi’s vermoord.
Albertus Beijersbergen bleef na het vertrek van Marietje alleen achter in Stompwijk. In 1955 verhuisde hij naar Den Haag, waar hij na een lange ziekelijke periode in 1965 is overleden.
Onder toeziend oog van veldwachter Pauwels wordt in Stompwijk een optocht gehouden in het kader van 'Honderd jaar kindsheid'. De man in de donkere jas op de foto is Albertus Beijersbergen. De foto is vermoedelijk in 1943 genomen.



Het huisje van Albertus Beijersbergen en Maria Cohen aan de Stompwijksevaart. Het huisje, met een uitbouw aan twee zijden, werd aan de linkerkant bewoond door Anton Knijnenburg en aan de rechterkant door Albertus Beijersbergen en Maria Cohen.
Bron: J.J.M. Vreeswijk, Stompwijk: Wie, Wat, Waar, 1996