Naam | Geboorteplaats | Geboortedatum | Overleden | Datum overlijden | Leeftijd | |||||
Sigmund Boekdrukker | Amsterdam | 4-12-1907 | Sobibor | 21-5-1943 | 35 |
Sigmund Boekdrukker was het op één na jongste kind uit een Amsterdams gezin met twee zoons en vier dochters. Eén van zijn zussen had in Amsterdam een zelfstandige artsenpraktijk, heel bijzonder in die tijd.
Zijn (jongere) broer ontkwam in mei 1940 met de boot naar Engeland. Drie van de vier zussen zijn omgebracht in een vernietigingskamp. De vierde zus was vóór de oorlog al overleden.
Sigmund werkte vanaf 1936 bij de uitgeverij De Arbeiders Pers. Hier werd hij als joods werknemer op last van de bezetter per 26 februari 1941 op staande voet ontslagen. Aanleiding voor het ontslag van alle Joodse werknemers was de februari-staking van 25 februari 1941, een proteststaking tegen de arrestatie van 425 Joodse mannen in het weekend daarvoor.
Kort na zijn ontslag zal Sigmund naar Voorburg zijn verhuisd, want zijn persoonsbewijs (nog zonder de later verplichte J) is afgestempeld te Voorburg op 27 augustus 1941.
Bij de Amsterdamse uitgeverij de Arbeiders Pers leerde Sigmund zijn latere verloofde Mary Bijl kennen. Bij het Joods Historisch Museum is een brief uit 1945 bewaard gebleven van Mary aan haar schoonfamilie over haar belevenissen tijdens de bezetting, haar relatie met Sigmund Boekdrukker, de anti-Joodse maatregelen, de deportaties en de vermoedelijke dood van Sigmund.
Mary schrijft in deze brief hoe Sigmund Boekdrukker en zij ‘vanaf Mei 1940 zeer aan elkaar zijn gaan hechten’. Ze zijn van plan om in 1942 met elkaar te trouwen. Na veel wikken en wegen besluiten ze het niet te doen. Zij hadden gehoord dat in Oostenrijk na de Anschluss juist de gemengd gehuwden het eerst werden weggesleept. Aanvankelijk kregen de gemengd gehuwden in Nederland een vrijstelling voor de Arbeitseinsatz. Sigmund en Mary vertrouwen het niet. Een ondertrouw-ambtenaar adviseert hun uiteindelijk om de trouwerij uit te stellen.
Na een oproep in juni 1942 om zich te melden voor deportatie duikt Sigmund onder. Hij blijft 9 maanden ondergedoken. Met Pasen 1943 gaat Mary met Sigmund op bezoek bij vrienden in Rotterdam. Daar gaat hij met zijn vriend ‘even de deur uit, even nog een sigaretje kopen’, maar zijn vriend komt alleen terug. Sigmund is verraden door een NSB-er, wordt opgepakt en naar het Hoofdbureau van Politie gebracht. Na negen dagen is hij op transport gezet naar Westerbork.
Vanuit Westerbork schrijft Sigmund nog brieven en briefkaarten aan zijn verloofde Mary Bijl in Amsterdam. In een van de briefjes informeert Sigmund naar de mogelijkheid in Barneveld geplaatst te worden. In Barneveld was een luxueuzer kamp. Een uitzonderlijke positie binnen de Nederlandse samenleving kon ervoor zorgen dat je in Kamp Barneveld werd geplaatst en kans had te worden uitgezonderd van transport. Tevergeefs. Kort daarna meldt hij: ‘Dinsdagochtend om 4 uur vertrekken we’.
Op 18 mei 1943 gaat hij met een transport van 2.500 personen naar Sobibor.
Mary schrijft in haar brief: ‘Kan ik nog hopen, vroeg ik aan een jongen van 18 jaar, die tweemaal uit de gaskamer ontsnapt is? Hopen? zei hij, ach nee, alstublieft niet, hoopt u maar, dat uw man meteen als al die millioenen met zijn handdoek en stukje zeep naar de z.g. quarantaine is gegaan, dan was ’t afgelopen in 5 minuten, het gifgas doodt zeer snel’.
De overlijdensakte van Sigmund ligt in het gemeentearchief van Leidschendam-Voorburg. Volgens deze akte is hij overleden op of omstreeks 21 mei 1943 te Sobibor in Polen.